woensdag, januari 31, 2007

"Inhale Peace, exhale Love!"

Over oosters mediteren bestaan veel cliche's en het is gemakkelijk er de spot mee te drijven. Maar wat het nou werkelijk inhoudt, dat wil ik graag eens weten en ik neem het uiterst serieus. Hier betekent het: zes dagen geen interactie, niet spreken, geen oogcontact ook, doen alsof je hier alleen bent. En telefoon dekking is hier toch al niet..Zo werkt het allemaal dieper op je in, zeggen ze. Opstaan om 7.00 uur en de hele dag mediteren met een pauze voor studie en douchen. Dat douchen moet echt op die tijd want daarbuiten besparen ze op boiler capaciteit en is er geen warm water. Ijskoude slaapkamers met ijzeren bunkerdeuren, een menu van rauwe wortels, gewelde rozijnen, en bonenprut. En s'nachts je nek, rug en heupen martelen op een plank met een 5 cm dunne houtwolplak in jute, als matras. En om de haverklap een bel voor het volgende programmapunt. Dagenlang op mijn knieen rechtop zitten in de kou trek ik ook al niet met zo'n gekraakt skelet...Ik merk dat mijn geestelijke rijping in de weg wordt gestaan door deze fysieke toestanden, dus verlicht worden zal deze week wel niet lukken..
Er is een voorleesuurtje met uitspraken van grote meesters, en tussendoor de uiteenzetting over de theorie en de leer. Er is iedere middag yogales en die duurt uren. Ik voel dat dat heel goed is voor nek en rug, maar er zal heel wat meer voor nodig zijn om de beddenmarteling te neutraliseren. De creatieve meditatie van 12.00 tot 13.30 is een uitkomst, want tekenen vind ik heerlijk, ik kan erbij op het dak hangen in de houding die ik zelf wil, mmm, en opwarmen in de zon! Het komt erop neer dat je een statement krijgt waarover je een tekening maakt. Meestal iets met "peace" en de moeilijke leerweg der introspectie en onthechting. Of deze: "Het is arrogant om te denken dat je weet wat het best is voor een ander." OK dan, gaat'ie..
Maar wat heb ik nou geleerd? Eigenlijk niet echt iets nieuws. En mix van de dingen die je leest bij Herakleitos, bij Plato, bij de neoplatonici, Proclus, de Stoicijnen, Marsilio Ficino. In de Bijbel of bij de Christelijke mystici. Maar dat alles gepaard aan lichamelijke oefeningen, adem training, yoga en voedingsleer. Maar ik denk niet dat ik hierdoor voortaan anders met teleurstelingen en tegenslag zal omgaan. Gezonde relativering, incasseren en weer doorgaan, niet alleen aan jezelf denken, en je niet van de wijs laten brengen met of zonder oosters drama zijn me al met de paplepel ingegoten.
De stof is geheel op de Hindu en Buddhistische grondslag gestoeld, met reincarnatie en meer dingen die je niet gaat geloven na zes dagen op een berg, maar die wel onlosmakelijk zijn verbonden met de zienswijze. Iedere sessie wordt begonnen met een Sanskriet gebed wat niet veel doet als het niet jouw ding is, en dat ook niet ineens jouw ding wordt. Wel heb ik en passant de Bhagavad Gita gelezen voor mezelf, waarin de hoogste god Krishna aan de held Arjuna de weg naar de verlichting uitlegt in een dialoog. Dat is precies de stof die we in de lezingen versimpeld te horen krijgen. Zo heb ik wel een goed beeld van de theorie opgebouwd. Ook hoor ik moeilijk te geloven dingen. Er zijn ademtechnieken die je rustig van geest helpen worden, dat lijkt me zo klaar als een klontje. Maar het voorbeeld dat tijdens de yogales wordt gegeven... Linkerneusvleugel dichtdrukken en alleen met rechts ademen helpt voor de vertering, en is goed als je wilt afvallen. Vier keer daags poosje doen op een lege maag. Rechterneusvleugel dichtdrukken en met links ademen helpt als je dikker wilt worden. Ik zou wel eens willen weten hoe dat dan werkt, gesteld dat het klopt.

Ook aardig om te observeren: De drie fasen van geestelijke rijping, Tamas, Raji, en Sattva. Iedereen heeft een mengsel van alledrie in zich, maar een domineert er altijd.
De minst rijpe fase is "Tamas", "Lethargie". Dit type mens stelt alles uit, geeft altijd anderen de schuld, is "utterly confused", zal niet logisch denken of plannen, kortom, maakt overal een zootje van en vlucht dan het liefst in verdovende middelen voor de gevolgen. Ze zoeken de gemakkelijke weg via list en bedrog, zijn meesters in smoesjes ophangen en pakken niks degelijk aan. Last van enige schuldgevoelens als ze zo doorsukkelen hebben ze niet ook niet als anderen de dupe worden want elk inlevingsvermogen ontbreekt.
Een stap volwassener van geest ben je in de fase van de "Raji" oftewel "Sensualiteit". Deze categorie kan erg goed plannen, is gericht op resultaten, maar dan vooral om de zintuigen (senses) te bevredigen, via geld, mooie complimenten, en alles wat ze maar lekker en fijne sensaties vinden. Daarbij gaat de verantwoordelijkheid niet verder dan de eigen familie, ze delen niets als dat niet hoeft. Als je in deze fase al wat verder bent wil je niet zozeer geld, als wel schoonheid, of poezie, of ander moois, dingen die wat subtieler zijn van aard.
En dat is het begin naar de volgende trede van rijping, de "Introspectie", "Sattva" die onthecht, onzelfzuchtig, en op zoek naar zelfverwerkelijking is. Na deze derde fase ben je zuiver gericht op het vinden van de waarheid, laat je gemakkelijk alle wereldse zaken los, en komt de verlichting een beetje in zicht.

En dan komt er een observatie die me van een Indiase docent verbaast want on-Indiaas eerlijk is. Hij zegt dat ook hele naties een geestesrijpheid hebben. Namelijk dat India en de meeste derdewereldlanden naar hartelust vastzitten in de eerste, lethargische fase. Oftewel geestlijk nog zeker honderd jaar achter liggen op het "Westen". Niks plannen, niet samenwerken, meteen schreeuwen bij alles zonder te weten wat je zegt, lekker pakken wat je pakken kan zolang je er mee wegkomt. Geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel, en bij nood de boze ander de schuld geven. Tenminste, op die paar guru's na dan. Nou, dat is wel precies wat ik van India heb gezien. Ik kan me ook voorstellen dat een meditatiecursus hier in het asociaal ingestelde India nog wel wat meer te brengen heeft dan aan ons. Dan voegt de docent toe dat het "Westen" al neigt naar de derde stap, die van de Sattva, de introspectie. Ziedaar de toenemende zorg voor het milieu en de opkomende macht van de NGO's waar Lubbers over sprak.

Maar in de Bhagavad Gita staat ook dat de lethargische mens haast zeker een wedergeboorte krijgt als laag creatuur. Je vraagt je dan wel af hoe dat gaat, als de hele Indiase natie lethargisch is dan zou je hier op den duur wel erg veel wormen en toch geen 1 miljard mensen meer moeten vinden...Je weet natuurlijk nooit wat er onder die grond allemaal nog zit, maar...

Dat loslaten is uiteindelijk waar de hele cursus om draait. Bijt je niet vast in zogenaamde waarheden maar laat die los en dan ben je vrij. Maak je niet druk om geld en aardse zaken dat komt vanzelf goed. Alhoewel..Het is misschien maar goed dat niet iedereen in deze wereld een Saddhu is. Het zou met de pensioenen en de NS-vertragingen nooit meer goed komen...

zaterdag, januari 27, 2007

Op het dak

Het meditatiegebouw is heftig gifgroen en er staat een groot Yin-en-Yang symbool op geschilderd. Het is er koud, kaal en kil maar het dak is goud waard. Het gebouw ligt onderin een valleitje en dat betekent dat op ooghoogte de terrassen, balkons, en tuintjes van alle omliggende huizen in de vallei te zien zijn, met op de achtergrond natuurlijk de bergen. Dharamshala en McLeod Ganj zijn een stuk schoner dan Delhi, maar als je hier de plekken ziet waar echt gewoond wordt blijkt dat ook een illusie. De straten zijn netter, omdat ze er plastic tasjes hebben verboden, maar de bewoners smijten alles de berg in de droge beekjes, en wonen op een vuilnisbelt. Ook buiten ons hek liggen de verzamelingen rotzooi glorieus te stralen.
Maar er is ook properheid te zien. Op sommige dagen is het duidelijk wasdag. Een jonge vrouw doet de was in een soort natuurlijke waterpoel, en hangt de schone spullen te drogen op de bosjes die eromheen. Ze staat gebukt de lakens uit te wringen boven een emmer, haar lange haren waaien helemaal naar opzij. Op een trapje verderop zit een rode buddhistische monnik zogenaamd te lezen, maar hij gebruikt zijn boek alleen maar als zonneklep, om de vrouw tegen de zon in te kunnen opvreten met zijn ogen. Hij kijkt haar helemaal na tot ze in haar huis verdwijnt. (Klik HIER voor een grotere foto). Weer verderop wordt een huis gebouwd. Ze zijn bezig de vloer van de eerste verdieping te storten. Een kleine betonmolen produceert cement en een jankende herrie met zijn dieselmotor. Twee aan twee komen vrouwen in felroze sari's met een soort hangmatje tussen zich in naar voren. Nummer drie schept van de uitgebraakte cementberg een paar scheppen op het matje, en dan lopen ze samen naar de juiste plek en storten het als vloer. Iemand anders maakt de vloer glad met een spade, en na een dag zijn ze klaar. De volgende dag gaan ze de berg verder uithakken, ruimte maken voor de achterkant van het gebouw dat er in moet verzinken. De roze sari lopen met mandjes weggeschepte berg op het hoofd, die ze aan de voorkant van het bouwwerk bergaf leeggooien.

Iets verderop wordt nog een huis gebouwd, en daar zie je ezeltjes voetje voor voetje bergop schuifelen met aan weerszijden zandzakken.
Op een dak aan de andere kant zie je drie kleine Tibetaanse jongetjes dobbelen, en op het volgende balkon zie je een vrouw bezig met was opvouwen, die is vandaag vroeg klaar!
Maar het uitzicht aan de voorkant is helemaal erg. We zitten op een dieet van wortelsapjes, gewelde rozijnen, en droge bonenprut. Bij mij kwam het er de eerste nacht urenlang uit aan de verkeerde kant, waarna ik 48 uur voor geen hap heb meegedaan met de maaltijden: "eetmeditatie" heet dat hier. En dan kijk je vanaf de voorkant regelrecht in een bakkerij waar je de donuts en chocolade gebakjes prinsheerlijk ziet staan lonken!
Op een dak naast het onze staat een jongetje te vliegeren en daarbij zit een peuter te hurken "Echt zoals Indiers dat doen, denk ik nog, "zo jong al, het is echt aangeboren zeker, om zo te zitten". Maar dan springt hij op en ligt er een vette drol op het schone beton achter hem... Terwijl ik hierboven zit, komen er roofvogels uit de bergen overvliegen, enorm zijn ze. Je kunt ze goed observeren, ze komen heel dichtbij. Ik vraag me zelfs af of ze denken dat ik een lijk ben als ik een poosje languit stil lig en er ineens wel tien boven me komen cirkelen. En dan zie ik ineens een heel hanige haan trappetje op trappetje af hippen tussen de huizen door, met een colonne kippetjes achter hem aan. Het ziet er zo koddig uit! Gelukkig maar dat we veel mogen studeren voor onszelf, ik installeer me gewoon iedere dag hierboven en zie elke dag een nieuwe theatershow!

vrijdag, januari 26, 2007

Mediteren doe je op een berg

Inderdaad. Een meditatiecursus van zes dagen in een zen-centrum in Dharamshala. Dat is wat we gaan doen: mijn collega’s Robbert, Samira, en ik. "Persoonlijke ontwikkeling", ook in het kader van werk. India is per slot van rekening een "spiritueel" land, met allemaal guru's en het kan geen kwaad daar iets van op te pikken. Bovendien heb ik nog nooit iets over dit soort dingen gelezen, en was ik al een poosje van plan er meer over te weten te komen in het kader van mijn Indiabezoek. Wat we moeten verwachten is vaag, maar dat schijnt juist goed te zijn, ga je er onbevooroordeeld in. Dat het in Dharamshala is, aan de voet van de Himalaya waar ik net al 6 dagen was, is gewoon toeval. Maar ik vind het helemaal niet erg om daar na zo'n korte tijd weer te zijn. De reis erheen gaat alleen een beetje anders dan de eerste keer. Geen bezoekje aan de Chief Ticket Inspector's office, geen trein, maar een slaapbus. We rijden opgepropt met teveel bagage in zo'n piepkleine Indica naar een soort middle-of-nowhere plek net buiten de Tibetaanse wijk in noord Delhi. Daar zal de bus vertrekken. Er lopen wat koeien, er staan een paar stalletjes met eetwaren, ogenschijnlijk voor Piet Snot, want verder zijn er nauwelijks mensen. Alleen een bord met de naam van dit "park", dat meer neigt naar vuilstort. We zijn zeker een uur te vroeg en besluiten de Tibetaanse wijk in te gaan, ik wist niet eens dat New Delhi er een had. Het is er echt knus en Tibetaans, een beetje als in Dharamshala maar veel leuker nog, pittoreske pleintjes waar het echt gezellig is, waar een ijscomannetje staat met de mooiste kraam die ik heb gezien, en de oudjes knus zitten te babbelen op bankjes. Alles heel vredig. Ze hebben er ook Tibetaanse dekentjes, en ik koop een tweede want het schijnt stervenskoud te zijn in het meditatiecentrum, en daar moet je dan ook nog bij stilzitten! Dan lopen we maar terug naar de busstandplaats, en wat is het daar een stuk drukker geworden! Veel rood geklede monniken ook. Gauw kijken wat nou een slaapbus is, hoe dat er vanbinnen uitziet. Het komt erop neer dat er stoelen inzitten, met daarboven een slaapverdieping: anderhalfpersoons hoogslapers die voor twee personen zijn bedoeld. Met gordijntjes in het gangpad. Als je een slaapplaats hebt, heb je geen zitplaats. Er komt een golf mannetjes en jongetjes die proberen water en chips te slijten. Dat we dat allang in onze handen hebben houdt ze niet tegen het eindeloos onder de neus te wrijven voor de verkoop. Ik begin te geloven dat Indiers inderdaad niet snappen wat inlevingsvermogen is, in je klant, bijvoorbeeld. Het gaat uren zo door, er moeten nog even een kleine vijftig loodzware pakketten op het dak mee. Het is twee uur later dan gepland en stikdonker als we eindelijk wegrijden. Ik deel mijn twijfelaar-plateautje met mijn collega Samira en onze dikke tassen, veel te krap natuurlijk. Toch is het heel gezellig, het doet denken aan de huisjes die we als kinderen maakten in de vaste kastjes in onze serre: kussens, dekens, poppen en zaklampen erin en dan maar treintje spelen. Als je hier als stelletje moest slapen zou het best goed te doen zijn en knus. Zo goed en zo kwaad als het gaat lig ik op mijn zij rug andere zij buik en het hobbelt rommelt wiebelt gestaag. Maar van slapen komt niks, want de chauffeur is een Indier dus iedere drie seconden moet er getoeterd met een loeiende tweetonige rotclaxon, en als je voorin zit klinkt dat ellendig hard. Tot zover het begrip "Sleeper Bus" in India. We stoppen onderweg bij een wel zeer smoezelig onderkomen waar ze rare potten poeder verkopen, ik kom er niet achter wat daarin zit. Een gekke sfeer, in zo'n verlaten omgeving ineens een lichtpunt in de modder met drukke toestanden. Na nog een paar stops voor suikerwater met een bruin kleurtje merk ik aan de busgeluiden dat we bergop gaan. Het piept en het kraakt en het is geen gehoor en dan wordt het geleidelijk dag. Ik herken de schonere gebouwen van de Kangra vallei. Goed in de verf, minder vuilnisbelt op straat dan in Delhi. We rijden de halve berg om, haast bovenlangs het Tibetaanse kinderdorp, om bij McLeod Ganj te komen waar het meditatiecentrum staat. Gekraakt en gebroken na de opgepropte nacht ben ik blij om even de benen te strekken en lekker langs de tempel te wandelen en alle leuke dingen weer te zien die ik al ken. Het is veel warmer nu, stralende zon en niets van de kilte meer van twee weken geleden. Ik koop bij een lief Tibetaans dametje een snoer dikke onregelmatige zoetwaterparels, zoals de Tibetanen die gebruiken als rozenkrans, 108 zitten eraan. En ik ga even kletsen bij het stenen-mannetje met de sik, waar we onze schatkistjes toen kochten. Ik laat de foto's printen van het paartje breiende dames van vorige keer, van de bordurende jongen in Norbulinka, en ook die foto met de drie bedienden van de maharaja, die kan ik ze dan brengen na de cursus. Al was het maar om die kok nog eens onverbeterlijk te zien stralen!
En dan gaat vanavond de cursus beginnen.....

donderdag, januari 25, 2007

Bezoek

Vandaag heb ik een dag thuis gewerkt, voor het eerst in India. Gewoon achter de eigen laptop. Heerlijk! Veel sneller internet dan op kantoor, geen kantoortuin met herrie op India-nivo (oorverdovend) en enorm opgeschoten. De uren vliegen voorbij. Mijn opdracht vordert en ik begin er nu heel gedreven mee te worden, ik heb het echt te pakken. Het is dan ook vreselijk plotseling tijd om op te schieten want Sjors komt me ophalen met diens chauffeur voor een evenement van de Indiaas-Nederlandse Business Association (INBA) om zeven uur in het Meridien hotel. Als we de zaal binnenkomen is er al een koffiesessie aan de gang met ongeveer 60, 70 mensen, Indiers en Nederlanders, de balans is ongeveer gelijk. De Indiers zijn overwegend wat oudere echtparen -zij in sari hij met puntige tulband- en een groot aantal ook weer wat oudere Indiase mannen met bril. Die strooien overgemakkelijk met hun vistitekaartjes, gelukkig heb ik genoeg anti-geschut bij me met ING logo. De hippe Indiase persfotograaf komt enthousiast op mijn gebreide "pompoentas" af die hij helemaal wil bestuderen en ik sta net met hem te kletsen als Ruud Lubbers zijn entree maakt. Natuurlijk heeft hij echt een vertrouwd gezicht, en toch is het iemand die je niet kent. Dat is even erg vervreemdend. Hij wordt kort ingeleid met cv en al -econoom, minister president, United Nations, nu leider van een onderzoeksinstituut voor schone energie, geboren en getogen Rotterdammer- en dan begint zijn lezing.

Een van zijn specialismen is globalisatering. Daarover heeft hij college gegeven op Harvard en ook nu is dat het onderwerp, en vooral in relatie tot het milieu. Hij analyseert hoe globalisering kon ontstaan, signaleert de trend dat NGO's (Non-Governmental Organisations) een steeds grotere rol hebben, wat in het westen uiteindelijk leidt tot multinationals die sociale verantwoordelijkheid nemen, ook voor het milieu. Met corporate mission-statements en weldoeners-functies ook al is dat soms vooral voor een beter merk-imago. Hij concludeert dat de "race-to-the-bottom" die met de globalisering werd voorspeld, er niet komt. Wat vooral opvalt is hoe hij zeer brede verbanden aantoont, trends echt op wereldnivo analyseert over veel disciplines heen, en ook over een langere periode kijkt, zowel vooruit als achteruit. Uit de lezing spreekt duidelijk zijn lange internationale ervaring, en daar zijn ook een paar leuke anekdoten bij over zijn gesprekken met bekende gezichten in de wereldpolitiek. Terwijl ik hem voor de volle zaal zie staan, in die gewichtige omgeving van vijfsterrrenluxe, links en rechts de nationale vlaggen van Nederland en India, moet ik ineens denken aan een anekdote over Lubbers zelf. Gehoord van een vriend die als kind naast Lubbers woonden. Ik herinner het me niet eens precies, maar het was een slapstick-achtig iets met een piepklein boos wit hondje... Na afloop is er tijd voor vragen en de eerste Indier-met-vraag gaat plechtig staan en spreekt hem eerbiedig aan met "Your Excellence". Die wil weten hoe lastig het was een coalitie te leiden in Nederland als Prime Minister. Iemand anders vraagt wat Lubbers denkt van terrorisme, en de derde wat Nederland van India moet leren. Veel te algemene vragen waar alleen een scriptie een passend antwoord op vormt, maar hij geeft toch steeds een vernieuwende en brede visie. Tijdens de hele sessie gaan er constant luidruchtige disco-telefoons af van Indiers, net als bij dat klassieke concert waar ik in november was..

Na de lezing is er borrel, en als het wat rustiger wordt zitten we in luie fauteuils afzijdig van de borrel met Lubbers te praten in een klein groepje. Nu is er echt tijd voor een goed gesprek. Het voelt een beetje zoals dat gaat met een groepje studenten en hun prof, bij de koffie na een spraakmakend college. Het gaat over integratie, over bankieren, over zijn gevoel als Nederlander, en hij vertelt dat zijn moeder een schipperskind was, dat dat hem altijd het gevoel gaf dat hij zijn plaats in de maatschappij moest verdienen. Het onderwerp vluchtelingen komt voorbij - waar ik me lelijk over kan opwinden - en in een rommelige context stimuleert hij me er inderdaad een scriptie over te schrijven. Hij is erg geinteresseerd, vraagt veel, je krijgt een hand op je arm als hij tegen je praat, en vooral luistert hij enorm goed. Opvallend vaak haalt hij alsnog onderwerpen en vragen terug die in het gesprek al een hele poos eerder ondersneeuwden. Of hij brent ze terug in onverwachte verbanden. En hij heeft er handigheid in om met een doeltreffende kwinkslag iedereen paf te zetten. Ik vind Ruud Lubbers een sympathieke persoonlijkheid met fenomenale kennis en het is echt bijzonder om dat eens van dichtbij te zien in gesprek.

Uiteindelijk is het zomaar half twaalf voor we Le Meridien verlaten en in de buurt met een stuk of tien Nederlanders nog ergens wat eten. Dus alweer een late nacht, vannacht. Maar wel de moeite waard!

vrijdag, januari 19, 2007

Bedrog I

Dit is weer zo'n dag. Een waarop je helemaal gek wordt van de Indiase manier van doen, maar er wel aan moet geloven. Het begon al goed met de bestelde auto om Christien op tijd naar het vliegveld te brengen. Die kwam niet opdagen en een paar telefoontjes naar "Hind Tours" werden natuurlijk beantwoord met "Yes, Madam, car is there in five minutes." Gelukkig sprak de andere kant goed Engels. Hij beloofde me direct de chauffeur te bellen en me daarna terug te melden hoever de man nu onderweg was, en hoe lang het nog ging duren, ja hij zou hem meteen bellen. De auto kwam uiteindelijk een half uur te laat, en de chauffeur had niet eens een telefoon. Dat half uur is dan nog tot daar aan toe, maar je krijgt wel de zenuwen, want de kans is in India in zo'n geval groot dat er helemaal geen auto komt en als je dan een vlucht moet halen...

Na het afscheid van Christien op het vliegveld wacht de volgende India-belevenis. Die was al een tijdje aan de gang, het betreft de electriciteitsrekening. Half december had ik een rekening op de mat gevonden. Hoewel ik een Indiase bankrekening heb, is het niet eenvoudig om er achter te komen hoe je dat dan betaalt. En nu ligt de rekening van januari ernaast en wordt het tijd daar eens achterheen te gaan.

Wat ik ervan begrijp is dat je een cheque moet uitschrijven op naam van de ontvanger, "BSES Radjhani" het energiebedrijf dus, met jouw BSES klantnummer. Vervolgens doe je de cheque samen met een "payslip" van je electricitieitsrekening in een "drop-box" van BSES. Dat is een soort brievenbus, maar je moet dan natuurlijk wel weten waar je die kunt vinden. Een medewerker van BSES haalt de cheque eruit en gaat ermee naar de bank, die dan in contanten de cheques uitbetaalt aan de medewerker van BSES. En die BSES-er stort dat vervolgens op rekening van het energiebedrijf. Je kunt ook een creditcard gebruiken, maar hoe en waar dat vergt ook weer onderzoek. Gewoon geld op iemand's rekening storten vanaf je lopende account, internetbankieren, of acceptgiro overmakingen, dat kennen ze hier niet. En die cheques, daar heb je allelei typen in, die ik ook al niet ken. De huisbaas gevraagd dus. Die antwoordt dat hij wel de cheque voor me in de dropbox van BSES laat doen. "Breng me maar die cheque dan komt het goed. Maar doe het wel snel, want jij wordt afgesloten, het is jouw probleem." Zo gezegd zo gedaan. Getekende cheque aan hem afgegeven, maar nee; de rekening zelf moet er ook bij. Om er een "betaald" stempel op te laten zetten door BSES. Maar weer is het niet goed: de volgende dag heb ik een briefje van de huisbaas en de cheque terug. "Je hebt een bankaccount in Noida. Die cheques worden in Delhi niet geaccepteerd." Hij wil dus contante betaling. Reden genoeg om op kantoor eens na te vragen of dat nou echt zo moeilijk is, een electriciteitsrekening betalen. Ik laat de rekening maar meteen zien. En dan pas gaat het balletje echt rollen....
Mijn rekening voor een maand bedraagt bijna 5000 Rupee. Bijna honderd Euro, in zo'n derde wereld land? Die van mijn collega's varieren tussen de 250 en de 800 Rupees! En die hebben dag en nacht energieverslindende electrische kacheltjes aan en nog grotere ruimten dan ik? Daar klopt iets niet. En waarom wil hij zo graag contanten? Die cheque is zeker weten gewoon geldig voor Delhi volgens de Indiers op kantoor.
Bij nadere beschouwing wordt nog meer duidelijk.
Op de rekening staat ter info voor de klant de "previous consumption" aangegeven voor oktober en september 2006. Om trends in je energiegebruik te kunnen bijhouden. Daaruit blijkt dat de consumptie in oktober 2006, toen mijn huis leegstond, ruim hoger was (1912 units verbruikt) dan in de maanden dat ik er in woon (december: 1186 units).
Gelukkig is de rekening geweldig goed gedocumenteerd. Er staan zelfs standaard indicaties op voor verbruik in units/uur voor alle soorten apparaten. Dus ik bereken meteen per schatting mijn maandelijks verbuik. "31 dagen per maand 24 uur per dag de koelkast maal 0.10 units". "31 dagen maal 5 uur per dag de boiler maal 2.00 units".....5 uur per week de wasmachine..Enzovoort. Ik neem het expres extra ruim en kom uit rond de 350 units per maand! Nog niet eens meegerekend dat ik in die maand tien hele dagen niet thuis was...kun je nagaan! Net wat we op kantoor al dachten. De huisbaas laat mij betalen voor het hele pand, oftewel voor zijn eigen twee appartementen erbij met in totaal 6 bewoners, die lekker royaal de electrische kacheltjes en de airco's laten draaien. Tijd voor actie dus.

Gisteravond poeslief naar meneer de huisbaas - Sanjay Gujral. Ik moet me langs drie glimmende Mercedessen op de oprit wringen om bij de voordeur te komen en denk onwillekeurig: "Ja, kunst, van andermans centen!". Na het aanbellen volgt een glimlachende ontvangst met de hele familie en gasten erbij en mag ik mijn verhaal doen. Ik moet het natuurlijk politiek spelen, en vraag hem of "hij zelf ook zo'n hoge rekening heeft, want mijn collega's op kantoor vinden het zo raar. Er wordt met de meter gehannest en we moeten dat BSES bedrijf aanpakken. Of heb je me per ongeluk de verkeerde nota in handen gegeven?". Maar nee hoor. Sanjay Gujral laat de kans liggen er zonder eerverlies af te komen:
- "Jacoba, ik heb zelf een rekening van 8000 rupees. Voor de middenverdieping ook zoiets. Het is gewoon zo duur!"
- "O, hmm...Kan ik ergens contact leggen met BSES om het na te vragen?"
- "Nou Jacoba, kun je proberen, maar ik heb geen idee hoe dat moet...Doe je best".

Ik weet genoeg. En het adres van het klantencentrum staat gewoon op de rekening vermeld. Beneden aan het pand hier buiten zitten drie aparte electriciteits meters, een per verdieping. Op de "mijne" staat "2nd floor". Ik maak van alledrie een foto van de stand met de krant van vandaag als datum indicator. En over een week doe ik dat weer. En dan maar eens de gemeten units met mijn berekening vergelijken. De laagste moet mijn meter zijn, die labels geloof ik natuurlijk niet. En binnenkort ben ik een week niet hier en trek ik echt alle stekkers in huis eruit. Dan maar eens kijken welke meter er heeft stilgestaan, testen welke de mijne is! En dan moet de BSES electriciteitsman komen om te verifieren hoe alle lijntjes lopen. Die service hebben ze namelijk, want ik heb ze gebeld. We zullen de bedrieger eens bedriegen!

Dus eerst naar het klantencentrum BSES. Een hele onderneming, alleen al het gebouw te vinden. En als je binnenkomt...mijn hemel! Hier staan honderd man in de rij te dringen om contant de rekening te betalen. Er zijn wel tien rijen en alle aanwijzingen zijn in het Hindi. Waar moet ik beginnen? Help! Ik spreek een paar keer iemand tevergeefs aan en wil het al bijna opgeven. Maar dan vertelt een jongen me dat ik bij dat-en-dat buro terecht kan, daar spreken ze Engels. Daar staat uiteraard weer een kolonie starende onderkruipsels om me heen, letterlijk. De nationale sport voordringen wordt hier namelijk beoefend op professioneel nivo. Die verrekte kleine mannetjes kruipen en duwen zich gewoon letterlijk onder je armen door. Maar ik kom aan de beurt, hoera! Ze kijkt even in de computer en ziedaar. Mijn ellende wordt beloond.
"Yes madam, consumption for 2nd floor, New Friends Colony, B413?
Is 638 Rupees."

WORDT VERVOLGD

woensdag, januari 17, 2007

Yesmadam Please

Waar Nederland gevuld is met eigenzinnige bewoners, lijkt het wel of India bevolkt wordt door een legioen van wat wij noemen de ‘Yesmadams’. Je hebt ze in twee varianten. Zo zijn er de Yesmadams die je in hun winkeltje willen lokken of je een tuktuk-ritje willen verkopen. Dit soort begint op een afstand van drie meter al heel hard Yesmadam Pleasemadam te roepen. Eenmaal in de winkel wordt er uitstekende service verleend door drie man sterk, al bumperklevend, alle producten aan te wijzen en te benoemen:“Brown bread”, “Shampoo”, ”Rice”. Als het een kledingwinkel betreft wordt allerlei kledij uit de stapels getrokken onder het uitroepen van “Yesmadamverynicemadamplease”. Mocht je na deze uitputtingsslag nog de kracht hebben om te antwoorden: "No, not my style, I want silk shirt", dan maakt dit type Yesmadam je blij met een groen katoenen rok maatje 46. Zo gaat het onvermoeibaar door, terwijl jij maar uit blijft roepen: "No, I am fine, just looking".

Dan is er nog het type dat Yesmadam roept, maar Nomadam bedoelt. Je komt ze tegen in alle dagelijkse situaties. Als taxichauffeur, in de bediening, en op straat. Het komt er op neer dat ze Yesmadam roepen, terwijl ze geen flauw idee hebben wat je bedoelt. Zo kan het komen dat je met een taxi aan de verkeerde kant van de stad wordt afgezet, ze maar met koffie blijven komen, of op je autoruitje blijven tikken voor het verkopen van een dweil. Hier helpt alleen steenkolen Engels/Hindi tegen: "I said: N-block, Nehru, not M-block, Mumbai", "Coffee stop, finish", en altijd goed: "Bas!!!". In India zit je dus nooit rustig totdat de Yesmadam over de brug is.

De Yesmadams zijn verenigd door hun postuur en uniform. Men neme een schriel jongensmannetje, zeg maatje 34. Trek hem een te grote polyester "pantalon" aan, hoog in de taille, in de kleur petrol, bruin, donkergroen, maar het liefste ondefinieerbaar grijs. De bovenkant maken we af door een polyester trui in hetzelfde gamma, maar wel geldt: hoe slechter het matcht, hoe beter! In de winter breien de Yesmadam-mamma’s de wildste truien: mintgroen, citroengeel, zachtoranje. Eigenlijk heel erg pastellerig allemaal, maar: het moet wel Acryl zijn! (De broek blijft overigens hetzelfde in dit seizoen). Het schoeisel bestaat, rain or shine, uit plastic slippers in allerlei varianten en kleuren. Als de temperatuur daalt, wordt het geheel afgemaakt met een sjaal die op ingewikkelde wijze om mond, nek, hoofd en wangen wordt geknoopt, met een horizontaal uitstekende flap aan linker of rechterzijde van het hoofd. Hoe dikker het hoofd ingepakt is, hoe ernstiger de toestand van de patient, de Yesmadam evolueert in een ‘Zieke Mus’. In het zieke-mussen seizoen staan de activiteiten van de Yesmadams op een laag pitje. Ze scharen zich het liefst om vuurtjes op straat, doen een dutje in hun tuktuk of staren slechts, van een afstandje.....
"O yes Sir! Please Sir! Let’s keep it that way Sir!!"

(geschreven door Christien, mijn zus die een paar weekjes logeert)

vrijdag, januari 12, 2007

Tibetaanse arts

Vandaag gaan we de Tibetaanse arts bezoeken in het "Tibetan Medical & Astrological Institute of H.H. the Dalai Lama" om de hoek. De geneeskundige voelt alleen maar je pols en weet dan precies wat je voor gesteldheid hebt en waar de onbalans of de problemen zitten. Ieder orgaan heeft namelijk een eigen puls en die gaat ze allemaal na, gewoon met die kleine vingertjes op je armen. Je krijgt een interessant uitziend recept en kunt dan bij het loket de medicijnen gaan halen. Het zijn echt ambachtelijk gedraaide pillen uit apothekerspotten, kleine bruine bolletjes die volledig gemaakt zijn van gedroogde planten en mineralen. Het voelt een beetje of we naar de waarzegster gaan. De arts voelt aan mijn pols dat ik een lage bloeddruk heb en een lage energie in de nieren. Dat kan voor slapeloosheid zorgen en voor lage rugklachten. En inderdaad, al van kinds af aan ben ik rusteloos van aard, te druk, en moeilijk in slaap te krijgen. En hier in India gaat het al helemaal lastig met slapen. Dus ik laat me wat van die bolletjes aanmeten om te slikken. Ze hebben er ook allerlei soorten wierook te koop, heel zuivere met medicinale werking, en ook cremes en andere schoonheidsproducten die met dezelfde zuivere kruiden gemaakt zijn als de medicijnen. Ik krijg vier kleine zakjes met pillen, voor de bloedsomloop en om beter te slapen. Met consult, recept en pillen en al betaal ik 3 euro. We lopen even naar het kleine museumpje om de hoek dat helemaal is gewijd aan de Tibetaanse medische leer. We zien er alle soorten grondstoffen die ervoor gebruikt worden en de methoden om de pillen te fabriceren. Het zijn vooral planten. Beneden is een prachtige verzameling tanka's, Tibetaanse schilderingen op fijn doek, die de medische leer van de Tibetanen uiteen zetten in prenten. Ze zijn uitgevoerd met de fijnheid en kracht van westerse middeleeuwse miniaturen op perkament, en hebben soms ook een vergelijkbare naiviteit. Zelfs de lelijkste ziekten zijn mooi gestileerd weergegeven. In de middag gaan we helemaal naar boven, naar het Tibetaanse kinderdorp, dat ligt op 1800 meter hoogte een eind voorbij McLeod Ganj. Daar wonen de Tibetaanse weeskinderen. Het is er erg rustig want de school is in de wintermaanden gesloten, dus helaas kunnen we niet mee eten in de kantine of genieten van de kinderspelletjes op het plein. We bekijken het dorpje en gaan dan wandelend het hele eind terug naar McLeod Ganj, langs de bergflank over een bospad. Als we even pauzeren op een rotsblok in de zon zien we verderop een bende apen in de takken springen, ze zijn vrij groot en het zijn er heel veel. Dan kinkt er een gerommel van boven en komt er een enorme kei de helling af naar ons toe. Je hoort hem wel maar kan hem niet zien door de begroeiing. Hij kletst 6 meter naast ons over het pad en blijkt 70 centimeter doorsnee te hebben! Zouden dat de apen zijn die daarboven proberen ons te pesten of weg te krijgen? We gaan maar vlug verder want het ziet er wat gevaarlijk uit zo, zeker als er daarna nog een paar van die kanjers neerkomen op ons pad. We zijn in een wip bij McLeod Ganj en gaan naar het bekende terras waar we gisteren al zaten. De zon is heel lekker en met de fresh lime soda op tafel dutten we haast in. We kletsen gezellig met een paar andere toeristen die er zitten als er ineens een grote aap op een tafeltje springt die met handenvol de suikerpot begint leeg te eten. De korrels plakken om zijn mond en vliegen je om de oren. Hij zit midden in een witte berg suiker, en reageert aggressief als een foute Indier hem nog even een tweede suikerpotje geeft. Uiteindelijk wordt hij weggejaagd door de hond die rustig lag te slapen, en dat gaat er behoorlijk heftig aan toe. Dit soort gastjes wil je liever niet in huis!

woensdag, januari 10, 2007

Norbulinka en meer..

Na een nachtje slapen als een roos met kruikjes die door de kabouters als verrassing in ons bed zijn gelegd komen diezelfde kabouters met een lekker ontbijtje en om elf uur vertrekken we met een taxibusje naar het dal. Het is opvallend zacht weer, en van de kilte van gisteren is niets over. Daar is het Tibetaans cultureel centrum, Norbulingka, en een grote tempel. Als je er binnengaat voel je je niet meer in India maar het is inderdaad of je aan de andere kant van de Himalaya bent. Het is een prachtig aangelegd park in oosterse stijl, met watervalletjes, naaldbomen, bruggetjes en poorten, en mooie leistenen paadjes. De gebouwen zijn geheel in Tibetaanse stijl gebouwd en beschilderd, binnen kun je de Tibetaanse ambachten zien uitvoeren. Er is een hele zaal vol "Tanka" schilders aan het werk die er acht jaar over doen om van junior schilder uit te groeien tot meester. Er heerst een heerlijke sfeer, het zonlicht komt van alle kanten binnen en iedereen zit geconcentreerd te werken in kleermakerszit, hier en daar gezellig keuvelend. Op een kacheltje staat een immense theepot klaar. Je zou eigenlijk zo willen aanschuiven. De beginners tekenen prenten over op papier om de verhoudingen te leren zien, en de gevorderden werken aan enorme schilderingen, met gekleurde tempera. Achter in de zaal wordt geborduurd, en daar zit een stel echt heel hippe jongens bij, je zou ze zo in de discotheek in Amsterdam plaatsen of met flashy zonnebril op een scooter in Rome. Ze zitten geduldig met zijden draadjes te priegelen. Beneden is een winkel waar je boeken en Tibetaanse kleding kunt kopen, en we zoeken er een mooie ansichtkaart uit voor mama. En dan gaan we verder naar de tempel. Het Buddhabeeld is enorm en goud van kleur. De ruimte is in prachtig geel en rood beschilderd met veel details, en er is een heel mooie lichtinval. Het ruikt er naar wierook en er branden lichtjes.
We genieten in de zon van cheese momos, een soort gestoomde reuzen tortellini met Indiase kaas erin die je eet met een mixje van sojasaus en een tipje sambal.
Na Norbulingka gaat de reis verder met het busje helemaal naar boven naar McLeodd Ganj, waar we gisteren al liepen. We hebben er dingen gezien die we bijzonder vinden als souvenir en daar gaan we werk van maken. Deze keer rijden we helemaal langs de westkant erheen, de toeristische route gaat over de bergflanken en het uitzicht is geweldig, met Himalaya toppen op de achtergrond. We beginnen met een heerlijke lunch op een zonnig terras. Er springt een enorme aap over de daken en Alexandra vertelt dat ze in het hotelletje achter ons eens logeerde toen er zo'n exemplaar binnen op tafel sprong, die trek had in appels. In vier seconden pakte hij er een onder iedere oksel, een tussen de tanden, een in iedere poot, en weg waren Alexandra's appels, alle vijf.
Het bewuste hotelletje wordt van buiten opnieuw in gele verf gezet, en de schilders zijn vandaag aan de derde etage begonnen. Buiten onder de ramen loopt een richel van en halve meter breed waar ze op balanceren zondere enige bescherming tegen vallen. Je ziet duidelijk dat een van de twee zich krampachtig vasthoudt en haast niet kan werken van angst. Ik zie nog steeds overal kleurige handgebreide mutsen en breiende Tibetaanse vrouwen, en voel me dus lekker thuis hier. Maar het wordt tijd voor zaken doen. Bij de man die mineralen verkoopt staan prachtige antieke juwelentrommels uit Tibet, een van rood en een van geel koper. Het zijn eigenlijk grote ronde dozen met een hangreep bovenop, met erin gestanste partronen en een grote sluiting waar een hangslot op kan. Om het eens te worden over de prijs krijgen we alledrie een mooie halfedelsteen erbij. Christien is Kreeft en krijgt haar steen, een grote zwarte onyx. De man helpt ijverig om voor mij de mooiste lapis lazuli uit de kraam te zoeken, de steen voor boogschutters. Alexandra krijgt een mooie groene doorschijnende Peridot. De steen voor haar sterrenbeeld Leeuw is eigelijk de diamant en dat zal niet gaan.....Thuisgekomen zetten we een paar geweldig goeie kitschkaarsen voor het raam op het lage tafeltje, de ansichtkaarten gaan erbij, de schatkisten, en de wierook gaat aan. Het lijkt op een echt altaartje. Rustgevende Indiase muziek op de achtergrond, en een kopje thee met rum. En dan maar genieten van het uitzicht op de boomtoppen en de roze ondergaande zon boven het dal.
Voor het avond eten verkassen we naar het hoofdgebouw waar de bedienden een antiek gietijzeren houtkachel met krullensmeedwerk hebben aangemaakt. We nemen de breiwerkjes en de kralenrijgspullen die we nog kochten in Kinari bazar mee, en de boeken en cd-speler, en nestelen ons er comfotabel omheen. Er komt een heerlijk diner op tafel, en we praten nog tot heel laat na. Over het Buddhisme, over "die rare Indiers" en waarom hier nooit iets werkt, over het Indiase kastenstelsel en het leven van een maharaja en wat dat met zich meebrengt. Als we terugkomen in ons eigen gedeelte hebben de bedienden weer hete kruiken in onze bedden gelegd, en we slapen als roosjes.

dinsdag, januari 09, 2007

Himalaya Express


Vandaag is het zover: we gaan het bemachtigde kaartje voor de reis met de nachttrein naar Dharamsala gebruiken. Er is vandaag ook een borrel voor het inluiden van 2007 bij de ambassadeur van Nederland thuis, en daar gaan we dan ook eerst heen. Het huis is erg mooi en zeer representatief, met een mooie tuin ervoor en mooie verzamelingen van kunstvoorwerpen. De grootste groep aanwezigen wordt gevormd door de leden van de Nederlandse vereniging in Delhi dus het is daarom dat ik er al veel ken en voor het eerst na mijn vakantie in Nederland zie ik Robbert en Samira, mijn collega-India gangers weer. De ambassadeur en zijn vrouw staan in de hal en wensen iedereen bij binnenkomst een goed nieuwjaar, en vooral de vrouw van de ambassadeur valt op als zeer sympathiek en uiterst elegant. Natuurlijk komt er een mooie geestige speech en een toast op de relatie tussen Nederland en India, en dan moeten we alweer met de chauffeur naar het Old Delhi Railway Station. Daar springt meteen een aantal dragers te voorschijn met tulbanden en die nemen de hele bagageboel op hun hoofd, ook de loodzare tas die gewoon op wieltjes kan rollen.

Voor we het weten zitten we in een gezellig coupeetje dat met gordijnen is afgescheiden van het gangpad en vertrekt de trein. Het is buiten aardedonker en je ziet niets, maar in de trein gebeurt des te meer. Er komen constant mannetjes langs met thee, eten, water, en hele families zijn nog bezig om plekken te zoeken met hele huishoudens aan bagage. De laatste meneer heeft een oude moeder en zoontje bij zich en een tank met ongeveer 30 liter heilig water van oma's bedevaart naar Mekka, die hij onder mijn bed parkeert. Hij laat meteen zijn visitekaartje en de badge van zijn werk zien, hij is Senior Chief Manager van de toeristenorganisatie van Kashmir. Hij neemt plaats op de bank naast mij een steekt van wal. We moeten naar Kashmir komen, en naar zijn food-stall op Dilli Haat (een toeristenmarkt in Delhi) Hij weet inderdaad veel dankzij veel buitenlandse opleidingen. Als zijn zoontje moet slapen verdwijnt hij en we hobbelen halfslapend op de bedjes door de nacht. In de morgen zijn we in Pathankot, waar we een mooi standbeeld treffen van de Chief Ticket Inspector (train). Het neemt nog een paar uur per busje om in Dharamsala te komen. Na een heerlijk ontbijt dat al voor ons klaarstaat als we aankomen in het zomerverblijf van Aditya Katoch (de maharaja dus) trekken we erop uit met dikke truien tegen de bergkoude. Hier is de sfeer totaal anders dan in de rest van India. We zitten op 1500 meter hoogte. Het is er schoon, fris geverfd, nergens vuilnis op straat, de lucht is koud en helderblauw. Het bergplaatsje werd door in India wonende Britten gebruikt om zich terug te trekken tijdens de heetste seizoenen. Je ziet eigenlijk nauwelijks Indiers en als je ze ziet, dan voelt het alsof ze hier niet horen. Er lopen overal Tibetaanse monniken in warm donkerrode kleding en ook de architectuur is oosters. Op de achtergrond zie je steeds de besneeuwde pieken van het Himalayagebergte. We wandelen naar de enclave waar de Dalai Lama zetelt, met zijn parlement in ballingschap, bibliotheek en informatiecentrum, registratie voor nieuw aangekomen Tibetaanse vluchtelingen, public relations centrum, en een hele rij ministeries. Een van de monniken zit met een mp3 speler in zijn oor een kolonie tempel lampjes te poetsen op het pleintje. De vluchtelijngen komen hier lopend en doen er een maand over om over het Himalaya gebergte te komen vanuit Tibet. Alexandra weet alles over het Buddhisme en de geschiedenis van de Tibetaanse kwestie met China. Ze heeft ook veel geestelijk leiders van de Tibetanen ontmoet, en natuurlijk ook de Dalai Lama zelf. Die is nu helaas niet hier, anders konden we misschien op audientie.

Ik zie voor het eerst een Tibetaanse gebedstrommel, die je rond kunt draaien. De trommels zijn heel zwaar want ze zitten afgeladen vol met gebeden op kleine papiertjes. Bij iedere wenteling raakt de trommel de bel en heb je al die gebeden gedaan. Een grote gebedsfabriek is het!
We rijden met een busje helemaal naar het bovenste deel van Daramsala, naar McLeod Ganj. Daar vinden we een wel heel oude supermarkt, gesticht in 1860. Hij lijkt helemaal op de toverwinkel uit de Harry Potter film, ze verkopen er alleen geen toverstokken.
Het wordt al snel koud als we de toch naar beneden beginnen. De wandeltocht naar huis gaat binnendoor langs allerlei plaatsjes en trappetjes de berg af, en als we een hoekje om komen zien we een heel lief tafereeltje. Een omaatje en haar dochter zitten gezellig in de late zon met een breiwerkje en ze stralen allebei. Het valt zo op hoe open en vriendelijk iedereen hier is, je krijgt overal stralende gezichten en veel interactie, de mensen zien er zo lief uit, heel wat anders dan in Delhi, waar ze nogal zuur kijken, of de gezichten leeg staren. Echt een verademing!

zaterdag, januari 06, 2007

Indian Dream

Binnenkort gaan we met de Jammu Mail Express naar de Himalaya. De reis moet vantevoren geboekt op het New Delhi Railway Station. Voor het station zitten rijen mensen te wachten met de meest extavagante en kleurrijke bepakkingen. Het is er vooral druk en chaotisch. Voor buitenlanders is er een speciaal kantoor, en daar heerst echt een Indiase burokratie. Er staan overal rijen stoelen waar je op kunt gaan zitten wachten, en heuse richting borden waar de wachtrij voor welk buro moet beginnen. De treinreis moet geheel worden opgeschreven op een rommelig formulier, met treinnummer, bestemming, paspoortnummer, klasse, vertrektijden en nog een heel aantal onduidelijke velden. Als je aan de beurt bent lever je het papier in en gaat de dienstdoende ambtenaar alles in de computer overtikken waar dan je ticket uit komt. Buitenlanders moeten betalen in Amerikaanse Dollars, maar ik heb het voorrecht om in Rupia's te betalen, omdat ik in New Delhi woon. Dat scheelt aanmerkelijk in de prijs. Ik kan het bewijzen door het chequeboek van mijn Indiase bank te laten zien, en eigenlijk gaat het kaartje kopen behoorlijk snel en zonder toestanden. We lopen door een lange gang terug naar de uitgang, en daar is een mooie tentoonstelling van uithangborden boven de deur van ieder kantoortje. Het geeft een aardige indruk van de belangrijke functies die je hier bij de spoorwegen kunt bekleden als je het echt maakt in India. Ik stel mij de blije familie al voor die kan vertellen dat zoonlief tegenwoordig Chief Ticket Inspector (station) is geworden!

donderdag, januari 04, 2007

Vervoer

New Delhi is 50 bij 50 kilometer groot, en bestaat uit een aaneenrijging van woonwijken die tussen oorspronkelijke omliggende dorpen zijn gebouwd. Ze noemen ze "Colonies". Die zijn met snelwegen verbonden. Een echt centrum is er niet, wel een oud stadshart waar je liever niet komt door de viezigheid en chaos. Je eigen auto, treinen, bussen, taxi's, trams, metro's...allemaal handig als je in een vreemde stad van A naar B moet. Niet dus. In New Delhi zijn al deze opties eigenlijk niet bruikbaar als je tenminste veilig wilt aankomen. Aankomen op kantoor bijvoorbeeld. Het kantoor is in Noida, een plaats tegen Delhi aan gelegen waar je niet kunt wonen als westerling wegens criminaliteit en de desolate omgeving. Dus ik woon in Zuid Delhi, in een nettere (lees: veiliger) wijk. Met een hek er omheen en voor ieder huis een poppenkast met een wachter erin. Maar het kantoor in Noida ligt in de staat Uttar Pradesh, net over de river Yamuna, op twintig kilometer afstand van mijn wijk, en die staatsgrens is onoverkomelijk. Taxies beginnen er niet aan om naar Noida te rijden, dat is te duur in de belasting. Bussen ook niet, er is een ruzie aan de gang tussen de verschillende autoriteiten over de belasting, en dan nog: tussen honderden grijpgrage Indiase mannen geplet worden als westerse vrouw in zo'n bus is niet aan te raden als je fris, op tijd, en zonder kleerscheuren op kantoor wilt komen. Maar er zijn ook nog "auto-riksja's". Meer een soort kermis-attracties, bromfietsen op drie wielen met een gezellig tweezitsbankje achterin, en een grote gele kap eroverheen. ze zijn heel handig en wendbaar in het chaotische verkeer van New Delhi, waar koeien, fietsers, vrachtauto's, bussen, fietsriksja's, handkarren, en alle mogelijke tussenvormen dwars door elkaar rijden op de snelweg. Je kunt altijd en overal wel een autoriksja aanhouden voor de relatief lange afstanden binnen New Delhi. Maar dan wel praten als Brugman om een redelijke prijs te krijgen want je bent een wandelende portemonnee voor riksjarijders. Tienmaal de standaard vragen is geen uitzondering. Hen vragen de meter aan te zetten is al helemaal kansloos. Maar als je er inzit beleef je wel wat: het hobbelt heerlijk rustig overal tussendoor en je zit buiten maar toch beschermd. In de files word je in dieseldampen gesmoord, maar je ziet veel en bent er snel en goedkoop, zolang je niet de stad uit hoeft.
Een ander aspect van vervoer is de veiligheid. Niet de verkeersveiligheid, maar je eigen veiligheid als je met een taxi mee gaat. Na zonsondergang kunnen vrouwen dat niet doen. De kranten staan dagelijks vol verkrachtingen en ontvoeringen en als westerse ben je een extra lekkere prooi. Er worden steeds nieuwe gangs opgepakt die tientallen mensen hebben laten verdwijnen, om geld, via de taxitruuk. Maar een huurauto dan, en zelf rijden? Je kunt hier geen auto zonder chauffeur huren, en in deze verkeerschaos wil je dat ook absoluut niet. Geen westerling die zelf rijdt. Dus een huurauto met chauffeur is de enige optie die overblijft. Het is wel duur, dus dat doe je niet voor ieder wissewasje.
Als je tenminste een betrouwbare vindt, want er zijn er die er s'nachts de brui aan geven en naar huis rijden en je achterlaten waar je bent. Of ze scheten, boeren, stinken, spreken geen Engels, kennen de weg niet, of proberen je te versieren. Maar gelukkig hebben we nu een goeie vaste driver die ik Harry noem. Harjinder Singh is een Sikh met iedere dag een verse felgekleurde tulband, die ik iedere ochtend tussen de palmtakken door zie schemeren beneden op straat, vanaf mijn dakterras. Harjinder spreekt Engels, heeft blauwe ogen, is schoon en altijd op tijd.

Taj Mahal


Het beste is de Taj vanuit Delhi als dagtocht te bezoeken. Agra is een vieze agressieve stad, waar verder niet veel is te doen. Dus om 7 uur staat de bestelde auto voor en we hobbelen de 200 kilometer met een gezellig ontbijtpakket aan boord. De omgeving waar we door rijden is plat als een dubbeltje en net zo rommelig als Delhi, alleen wat minder vol. Ook hier zien we kamelenwagens zoals tijdens de reis naar de Maharaja, maar verder is er niet veel bijzonders te zien. Nou ja, behalve dan het mannetje dat over de snelweg rent, een levensgrote vrachtwagenband als hoepel naast zich meerollend, die is wel grappig...De Taj Mahal is niet zomaar een grafmonument dat alleen staat, maar er is een groot strak aangelegd park met waterpartijen, minaretten, vier grote toegangspoorten en een moskee bij, samen een uitgebreid complex. De "Taj" is gebouwd door de Mughal keizer Shahjehan (1628-1658) voor zijn echtgenote Mumtaz-i-Mahal, die stierf bij de geboorte van haar veertiende kind - ze was 38 - tot groot verdriet van Shahjehan. Die ligt er zelf ook begraven. De Taj heeft mooie bijnamen: "gedicht in marmer" en "traan op de wang van de eeuwigheid", maar de echte betekenis van de naam Taj Mahal is "verblijf van bekronende glorie". De bouw is begonnen in 1631.
Na de bekende rituelen van beveiligingspoortjes, fouillering en tassencontrole kom je door de eerste poort en dan zie je de Taj in volle glorie liggen. Het is wel druk, en niet gemakkelijk om geen Indiase hoofden voor je Taj-foto te krijgen. De gevel is ingelegd met gekleurde halfedelsteen, waarmee Arabische kalligrafieen en plantmotieven zijn gevormd, en is verder helemaal van wit marmer. Onyx voor het zwart, lapis lazuli voor het blauw, robijnen voor het rood, groen is gemaakt van jade, en het geel van topaas. De toegangspoorten zijn van rode steen en ingelegd met wit en zwart marmer. We krijgen meteen even te zien hoe ze hem schoonmaken! Binnen is niet veel meer dan een graftombe, waar je omheen kunt lopen. De marmeren omheining ervan is schitterend ingelegd weer met de halfedelstenen, fijn en gedetailleerd, maar toch valt het hele gebouw een beetje tegen. Vooral de ligging en de lijnen van de architectuur vind ik mooi, maar als je de Dom van Florence nog scherp op het netvlies hebt is dit eigenlijk vrij eenvoudig van techniek en vormgeving. Er is overal "conservation work in progress" en dan zie je een bakfiets staan waar een paar mannetjes scheppen zand uit halen om het in een emmer te mengen met cement. Maar toch goed dat eraan gewerkt wordt. We lopen de 2 kilometer terug naar het parkeerterrein en verwennen onszelf onderweg met een "mocktail" op het terras van het Oberoi Hotel op de route. Een oase van rust en reinheid, heerlijk even geen venters en verkopers die in een kring om je heen drammen zodat je niet eens kunt lopen, en fijne professionele bedieing. En daar hebben ze de Taj tuinen, waterpartijen en architectuur perfect nagemaakt voor de gasten, en over de boomtoppen heen zie je de echte liggen.

Eigenlijk is het fort van Agra veel en veel leuker om doorheen te lopen. Het is een grote citadel met een hele 17e eeuwse stad erop, met pleinen, harems, markten, troonzalen, en heel veel nivo's, trappetjes en doorloopjes, nu alleen door de toeristen in gebruik. Hier woonde Shahjehan met Mumtaz en je hebt weinig verbeelding nodig om ze te zien zitten. Vanuit de vensters kun je de Taj aan de rivier de Yamuna zien liggen, een bocht verderop. Dat beeld is pas echt een sprookje, maar het is te mistig voor een goede foto. Veel is niet gemaakt volgens de moslim architectuur maar is Hindu bouwwerk en het ziet er eigenlijk veel prettiger uit, van warmrode steen met weelderige dessins erin gebeiteld. Ook hier wordt aan de restauratie gewerkt, en ook hier (zoals gewoonlijk in de bouw) hebben ze een stel cirusartiesten in dienst, die aan gammele laddertjes bengelen, vastgehouden door collega's boven een gapende diepte van minstens dertig meter.

woensdag, januari 03, 2007

Terug in Delhi

Het afscheid op Schiphol valt me niet gemakkelijk, maar met een koffer vol oude kaas, speculaasbrokken, ontbijtspekjes, en wat kilootjes tassensamples die ik voor Alexandra uit Nederland vervoer kom ik mooi op schema aan op Indira Gandhi International Airport in New Delhi tegen twaalf uur s'nachts. Mijn zus Christien zit in een andere vlucht die over een uurtje hier landt en de afspraak is dat ik op haar wacht en we samen met Harjinder (de chauffeur) naar huis rijden. Ze komt een paar weekjes bij me in India logeren als vakantie en ik heb wat vrije dagen opgenomen om er samen iets leuks van te maken. Ik ga niet door de douane, maar wacht bij de poort waar je de bagage ophaalt, zodat we elkaar niet kunnen mislopen. maar na twee uur is haar vlucht er nog niet. En na drie uur nog steeds niet. Ik bel dus Harjinder maar niet om ons te halen want dat kan nog meer uitlopen en dan is een prepaid taxi goedkoper en handiger. Maar nergens is vlucht informatie hier, geen borden, niets. Ook de mannetjes die voor het verstrekken van info aan reizigers achter een computer zijn geplaatst weten niks want ze weten niet hoe het infosysteem werkt. Het enige dat erop zit is naar Noud te bellen die het thuis op een website met wereldwijde vluchtgegevens kan nakijken. Maar mijn Nederlandse telefoon batterij is bijna leeg en de Indiase telefoon heeft niet genoeg saldo om NL te bellen. Het is al tegen vieren als Noud me kort belt en vertelt dat de vlucht BA 143 is ge-redirect naar Bombay, en ik eigenlijk wel naar huis kan. Hij heeft gelukkig mama ook op de hoogte gesteld. Naar huis ja, dat kan ik nou juist niet omdat het levensgevaarlijk is in Delhi om vier uur s'nachts te gaan reizen, laat staan met een taxi. Een oudere Indiase dame achter een loket verbiedt het me ook ronduit als ik naar dat soort opties bij haar informeer. Daar sta ik dan met mijn bagage op een verlaten vliegveld waar uitsluitend landerig Indiaas mannelijk personeel rondhangt, met alleen rijen vaste stoeltjes om me op te houden. Niks lekker in een cafeetje zitten met een bakje koffie om de tijd te doden. En het is nog koud ook! Ik erger me dan ook behoorlijk aan de prachtige toeristische reclameborden met de slogan "Incredible India". "Incredibly achterlijk! Yes madam please!" mopper ik hardop.
En dan is Sushma er. Sushma was er al een hele poos, want ze zat in hetzelfde vliegtuig als ik. Ze zit met haar voeten op de koffer te lezen en voelt zich beter op haar gemak met mijn gezelschap in deze nare omgeving. Ze is een hindustaanse juriste uit Rotterdam die een paar weekjes in Delhi gaat logeren op vakantie, bij Indiase kennissen van kennissen van haar ouders. Een bijzonder leuk en pittig meisje, we kletsen zomaar honderduit en de nacht vliegt om. Sushma kan door haar gastfamilie nu niet worden opgehaald wegens het gevaar om in de nacht te reizen door Delhi. Haar gastgezin komt pas om zeven uur met de auto hier, als het licht wordt. We spreken af dat we nog wel wat gaan ondernemen met haar erbij, want ze snakt er nu al naar om aan haar al te beschermende gastgezin te ontsnappen. Uiteindelijk neem ik bij daglicht een prepaid taxi en rijd naar huis, waar ik de dag uitrustend doorbreng. Gek, een tweede huis dat op me wacht, en toch is het helemaal mijn huis, ik voel me er meteen weer thuis. Ik lees op internet dat Christien vanavond om 21.30 zal landen maar ik moet weer uren wachten op het vliegveld en pas om 3.00 uur deze nacht zijn we samen thuis. Dat waren 26 uren vertraging! Christien is door British Airways vlot en professioneel naar een vijfsterren hotel gebracht in Bombay waar ze een dagje heeft uitgerust en genoten van de luxe, en ze heeft er gelukkig dus minder onder geleden dan ik. Zo'n lekker bedje heeft ze dan ook wel verdiend na 15 uur rondcirkelen! De krant van vandaag onthult waarom het allemaal zo loopt. Er is sinds jaar en dag nachtelijke mist gedurende het hele winterseizoen in Delhi, en dan kan er in principe niet geland worden. Ze hebben niet de navigatie capaciteiten en apparatuur hier. Dus het is nog veel erger geweest. Al dagenlang eindeloze chaos en oproer van gestrande reizigers en rellen op Indira Gandhi International Airport. Dat is nog maar net opgelost en mijn vlucht was de eerste -en de laatste- die even kon landen. Kennelijk geen reden om zoiets als informatieverstrekking aan reizigers te hebben uitgevonden door de jaren heen, of een koffiestandje voor bij het wachten. Incredible India is en blijft een derdewereld land.